Ach de zielen van dichters
Niemand begrijpt ze;
‘t zijn zielen van viooltjes
Die tevens dichters zijn.
Verloren dolen ze door ‘t leven
Gelijk sterren aan de hemel;
Ze bespeuren ’t kreunen van de wind
Horen rozen wenen!
Alleen wie heimelijk in z’n hart
Bitt’re smarten koestert
Die kan in maanverlichte nachten
De dichters verstaan
En ik die bitterheden meesleep
Zoals nimmer iemand anders
Heb een ziel om ook
Die van de dichters aan te voelen!